Blog

Folklore

Lichtmis en pannenkoeken

Dit is wellicht de reden om pannenkoeken te bakken met Lichtmis. Van ouds is O.L.V.-Lichtmis een zeer belangrijke dag in dagelijkse beslommeringen van onze voorvaders. We lazen al talloze Middeleeuwse schepenbrieven waarin sprake was van het betalen van een korenrente als vergoeding voor een lening of een pacht. Heel dikwijls moest die rente vergoed worden op O.L.V.-Lichtmis. Het is logisch als een schuldenaar zijn rogge bijeen schraapt om zijn schulden te voldoen, en hij heeft nog wat over om de winter door te komen, dat er dan reden is voor een klein feestje met pannenkoeken.

Anderzijds, als je als schuldeiser de pachter ziet aankomen met zijn vaten vol graan om zijn schulden te voldoen, dan is er eveneens vreugde in huis voor deze overvloed, en reden om een deeltje te gebruiken voor een pannenkoekenfeest. Met Lichtmis zag men tal van dorpsgenoten op weg met rogge om renten te voldoen.

Volgens een oud filmpje van de VRT was Lichtmis een moment om de huur op te zeggen. Dat wijst ook voorzichtig in de richting van bovenstaand gebruik.  

Folklore, Vergeten woorden

Een vreemd woord: commerscap

In de Heemkundige Kring stootten we op een moeilijk woord: commerscap. Het kwam voor in een tekst ergens uit het midden van de 16de eeuw. Peter Speecx had een getuigenis afgelegd. Hij was aanwezig geweest bij het ledigen van een ton bier. Die ton werd leeggedronken door Jan en Michiel Van Stijl, twee broers. Peter Speecx mocht meedrinken en wellicht nog anderen. Maar waarom werd er een drink gegeven?

De twee broers hadden een overeenkomst gesloten waarbij Jan Van Stijl bepaalde erfgoederen ging verwerven. Dit moet het eindpunt geweest zijn van lange onderhandelingen waarbij iedereen uiteindelijk tevreden was, en op het akkoord geklonken mocht worden. Die regeling handelde over het “commerscap” in handen van de broers. Maar waarover ging het dan?

Commerscap is een woord dat bestaat. Het komt van “commanscap” of “koopmanscap”. Het heeft de betekenis van handelszaak, handelsbetrekking, koop en verkoop. Men herkent in het woord het oude woord “commerce”.

Er bestaat ook een werkwoord “commerscappen”. Dit woord heeft de betekenis van handelen, handel drijven, maar ook: een overeenkomst of een contract sluiten, iets overeenkomen.

De broers hebben dus een overeenkomst gesloten, waarbij Jan Van Styl na de overeenkomst bepaalde erfgoederen als koopman of handelaar ging verwerven. Dit was blijkbaar zo’n goede overeenkomst, dat ze beklonken werd met een ton bier, niet een pint, ook niet een pot bier, maar wel een ton! Blijkbaar waren er nog andere zaken te vereffenen tussen de broers, want ze hebben het koopmanschap met die ton bier “verdronken” en “kwijtgescholden”.  Alle oude schulden werden toen met een vat bier vereffend. Peter Speecx had geluk en mocht meedrinken. Hij kon zich de drankpartij achteraf gelukkig nog herinneren, zodat hij veel later een getuigenis kon afleggen over een geslaagd akkoord.

Geen categorie, jaarboek

Binnenkort een geschenk te geven?

Nu speciale actie

Schenk een cadeau vol erfgoed. Nu de laatste drie jaarboeken voor één uitzonderlijke prijs.

Normaal 74 euro, nu voor 65 euro.

Actie loopt tot de verjaardag van onze voorzitter of tot uitputting voorraad. Wij leveren gratis aan huis in Rijkevorsel!

Rijkevorsel 2310 feestdag

Veussel 100 jaar ouder dan gedacht?

Lees verder onder de foto.

Deze tekst komt uit het oude gemeentearchief van Rijkevorsel.

De Heemkundige Kring vond een aanwijzing dat Vorsel al bestond in 1096. Dat is bijna een eeuw vroeger dan de volgende betrouwbare datum en die is: 1194.

Zie daarvoor op de foto. Eerst staan er wat kruisjes, en dan een dwars streepje. Daar staat:

Item noch een register van erfbrieven ende obligatien beginnende A° 1096 ende eyndende A° 1113.

De bundel van oktober 1661 (OGAR 416) is een opsomming van alle archieven die te vinden waren in het huis van de gestorven secretaris meester Jacob De Proest. Het is een zeer lange opsomming van registers en documenten van 8-12 bladzijden, maar verscholen tussen de rest staat dus het volgende lijntje:

Ook nog een register van erfbrieven en obligaties beginnend in het jaar 1096 en eindigend in het jaar 1113.

Je kan het controleren op de foto.

We hebben hierover een uitgebreid artikel in ons jaarboek 2022-2023 geplaatst.

Historici mogen liefst ook reageren. Want mogen we dit zomaar aannemen?

besmettelijke ziekten

Rijkevorsel: niet gevaccineerd niet naar school.

De gouverneur stuurde een belangrijke brief aan de gemeente. Als gevolg daarvan kreeg meester Willems de mededeling dat het voortaan verboden was kinderen in de school toe te laten die niet voorzien waren van het bewijs van koepokinenting. Als ze de ziekte al doorgemaakt hadden mochten ze wel komen. Dit gebeurde op 11 september 1823.

Iets van de pokken is bij de oude mensen nog zichtbaar onder de vorm van één of meerdere littekens op de bovenarm, een gevolg van de vaccinatie. Als men vroeger die ziekte kreeg, ontstonden op huid en slijmvliezen pokpuisten met na enige tijd hoge koorts. De ziekte was zeer besmettelijk. Als men genas, behield men de littekens waar de pokpuisten hadden gestaan. Men hield dan een pokdalig aangezicht over. Als er een pokkenepidemie was, stierven er veel kinderen, vooral onder de 5 jaar. Om deze ziekte te Rijkevorsel te bestrijden moest meester Willems meewerken door de niet-ingeënte kinderen te weigeren. Vergeet niet, als er kinderen niet naar school kwamen dan trok hij ook geen schoolgeld. Om zeker te zijn van zijn medewerking liet men hem schriftelijk de belofte doen kinderen die niet gevaccineerd waren of die de ziekte niet hadden doorgemaakt, niet toe te laten. Deze schriftelijke belofte werd naar de overheid gestuurd.

In 1828, op 12 mei, wilde de burgemeester alle kinderen die naar school kwamen, laten controleren door de heer Duplessis, heelmeester, om te weten of alle kinderen wel gevaccineerd waren, of de kinderpokken al gehad hadden. Daar de heelmeester echter bij een bevalling geroepen werd, kon het onderzoek niet doorgaan. De burgemeester betrouwde dan maar op de bewering van de onderwijzer dat alle kinderen gevaccineerd waren of de ziekte doorgemaakt hadden. Deze gegevens werden samen met een lijst van arme kinderen jonger dan 7 jaar naar de arrondissementscommissaris gezonden. Men had immers ondervonden dat het vooral de arme kinderen waren die het langst wachtten om zich te laten inenten. Volledigheidshalve werd ook nog een lijst van arme kinderen die niet naar school kwamen, opgemaakt en mee opgezonden. Regelmatig werd vanaf toen melding gemaakt van vaccinaties. Mede door de overheid, die deze inentingen verplicht maakte en systematisch toepaste (tijdens de 20ste eeuw zelfs over de ganse wereldbol), is de pokziekte de eerste die door menselijk toedoen volledig van de aarde is verdwenen. Dit had als gevolg dat de koepokinenting bij kleine kinderen sinds 1976 totaal is stopgezet. Dit littekens op oude armen zullen nog lang een herkenbaar teken blijven voor kinderen en kleinkinderen om erbij te vertellen van een ziekte van vroeger die door de mens volledig is uitgeroeid.

©HKR, Naar EB, Jaarboek 1983

jaarboek

De Heemkundige Kring in het gesticht

Te Dave in Namen

Het was in de beginjaren van de Heemkundige Kring. We werden uitgenodigd om naar Dave te komen, in de buurt van Namen. Daar was een gesticht van de Broeders van Liefde. We zouden er een bezoek brengen aan dat huis. Die instelling was al geen gesticht meer, zoals we er vroeger een beeld van hadden maar was nu een psychiatrisch centrum in volle overgang. Daar werden wat we vroeger krankzinnigen noemden, opgevangen. We kregen er een rondleiding door de directeur van de instelling. Hij nam ons mee door een doolhof van gangen en lokalen. We zagen overal patiënten die soms minder en soms wat meer voor zichzelf konden instaan. We zagen volwassen mannen met een verstandelijk niveau van drie jaar een sigaret roken en anderen die als een plant leefden. Het was een zeer ingrijpende ervaring. De directeur gaf uitleg over de nieuwste ontwikkelingen in het centrum. De zieken waren voortaan niet langer heel de dag opgesloten en sommigen mochten in het weekend naar huis. Men probeerde voor hen een warme thuis te creëren. Dit was allemaal nieuw en de zieken verbleven in vrij nieuwe gebouwen. Op een deel van het terrein stonden ook nog de oude gebouwen van voor de veranderingen. Ze waren klaar voor de afbraak, maar toch waren er nog kamers te bekijken die vroeger moesten dienen voor de zieken. Ook liet hij een afgedankte isoleerkamer zien. Soms gebeurde het dat iemand een crisis kreeg en dan werd hij in zo’n kamer opgesloten. Daar waren beelden te zien die al meer dan veertig jaar op ons netvlies blijven hangen zijn. In de deur stond een stukje micaglas, ondoorzichtig. Daar mocht geen echt glas in staan want iemand in crisis zou zich eraan kunnen verwonden door het glas te breken, alhoewel hij enkel zijn eigen lichaam had en geen andere hulpmiddelen. Sommigen hadden ondanks dat toch pogingen gedaan om uit te breken en krasten met hun nagels sporen in het dikke, onbreekbare mica. Millimeters diep waren die. De directeur: “Als iemand in crisis is, en hij denkt dat de cel in brand staat en vol vuur is, dan is dat voor hem echt, heel echt, alhoewel er geen vuur te zien is. Op zo’n moment willen ze vluchten uit die cel en dan ontstaan die krassen.”

Later werden we uitgenodigd aan de tafel voor en maal. We werden bediend door een psychiatrisch patiënt die graag ober was en dat ook aankon. Hij deed voortreffelijk zijn werk, alhoewel hij wel zijn broek achterstevoren aanhad en die dan ook nog open stond. Dat was het minste van zijn zorgen. Toen we van Wallonië terugkeerden naar Rijkevorsel waren we zwaar onder de indruk van wat we gezien hadden.

Over wie die directeur van dat psychiatrisch centrum was en zijn relatie met onze gemeente, kan je lezen in ons jaarboek dat binnen enkele weken uitkomt. Lees er meer over achter deze link: Recentste jaarboek

besmettelijke ziekten

Coronabesmettingen in oktober

Zaterdag 24 oktober

Vandaag staat de teller op 150 nieuwe besmettingen. Merksplas blijft koploper in deze trieste wedstrijd. Rijkevorsel en Merksplas kleuren het donkerst op de kaart van de regio.

We zitten hier maar te prakkiseren hoe het toch komt dat het virus in onze gemeente zo hard toeslaat. We zien hier thuis niemand omdat we afstand moeten houden en we komen het dan ook voorlopig niet te weten. Als we toch iemand anders via de sociale media kunnen aanspreken, dan komen we nog maar amper iets meer te weten.

Het was gisteren de tweede maal dat de gemeente probeerde een feestdag van de datum van gisteren te maken: 2310 is het postnummer en blijkbaar is Rijkevorsel de enige gemeente in de verre omtrek die daar een datum aan kan koppelen. De sportdienst riep ons op om mee te doen op sportief vlak: 23.10 km mountainbiken of fietsen, evenveel minuten lopen, enz. De HK deed mee maar dan op vlak van cultuur. Ik heb een verhaaltje gepubliceerd op onze website over wat er ooit in Rijkevorsel gebeurde op een 23ste oktober. Ik ga uit nieuwsgierigheid verschillende keren op de website kijken of er belangstelling is.

Ik had gisteren al het plan om de stijgende cijfers nog eens in een grafiek te steken en te posten op onze website zoals ik dat al eens eerder deed. Maar ik wou de ingehouden pret van een dorp gisteren niet bederven met dit slechte nieuws.

Het is goed om deze grafiek eens te vergelijken met een vorige pagina uit ons dagboek: Coronabesmettingen in Rijkevorsel

We besluiten om vandaag een fietstocht te doen want voor morgen voorspelt men regen. Zou het voorstel van de gemeente om 23,10 km te fietsen een optie zijn? We nemen de uitdaging aan, maar de wind en de regen zijn spelbreker. Toch lukt het ons, wel goed nat van de regen. Onderweg was er amper een kat te zien. Het deed wel goed aan lijf en leden om eens buiten te zijn en corona even te vergeten.

Rijkevorsel 2310 feestdag

Rijkevorsel 2310

2 van de vijf wonden

Wat er precies gebeurd was in het jaar 1697 op 23/10, dat weten we niet, maar toch was er iets op handen om over te roddelen.

Cornelis De Bailly leefde in onmin  met de onderpastoor van het dorp. Die heette toevallig ook Cornelis, voluit Cornelis Gerardi. Deze laatste was al enkele jaren onderpastoor. De Bailly had in het dorp aan het rondbazuinen geweest dat dat de onderpastoor hem had proberen te vermoorden. De onderpastoor had hier van gehoord en wilde klare wijn schenken. Hij daagde De Bailly voor het gerecht op 1 juni. Er waren twee schepenen aanwezig om De Bailly te beluisteren bij de ondervraging. Ze stelden hem de vraag: “Is het waar dat de onderpastoor u met een geweer bedreigd heeft en dat hij heeft willen schieten, maar dat het wapen tweemaal haperde?”

Cornelis ontkende in alle toonaarden: “Nee, dat is niet waar. Ik heb daarover spijt en ik ben ook te biechten geweest!”

De biecht zal hij wel niet bij de onderpastoor gesproken hebben, zo lijkt het. Hij ging nog verder: “Ik beaam dat de onderpastoor een eerlijk priester is, dat hij nooit voor schandaal gezorgd heeft en dat hij zijn plicht en zijn functie in de kerk steeds behoorlijk heeft volbracht.”

Op het eerste zicht was hiermee de kous af, maar op 23 oktober was er weer onrust. De vorster liet een aantal mensen weten dat ze verwacht werden. Het ging om de pastoor, de schout, drie van de zeven schepenen, de koster-schoolmeester en zelfs de molenaar werd gevraagd. Ze moesten allemaal naar het huis van Hendrick Middegals komen. Daar werden gewoonlijk rechtszaken gehouden.

Al deze vooraanstaande dorpsbewoners repten zich tegen half elf naar het huis. Daar verbaasden ze zich over een ongewoon schouwspel. De tafel was bedekt met een ammelaken of een tafelkleed. Op de tafel lag een kruisbeeld dat met bloed besmeurd was op de plaats van de vijf wonden. Dit zijn de wonden van Christus aan het kruis: twee in de voeten en twee in de handen waarmee hij aan het kruis genageld werd en één in de zij door de lans van een soldaat. Voor het kruis op het ammelaken stond een gele kaars te branden. Naast de schouw bemerkten de aanwezigen een geweer. De molenaar onderzocht het en stelde vast dat het geladen was. Toen iedereen binnen was en het decor had bestudeerd, trad De Bailly de kamer binnen en zei, wijzend naar het geweer: “ Het is geladen omdat ik me ermee om het leven wil  brengen.” Daarop kwam de vorster naar voor en hij nam het geweer af. De Bailly reageerde hierop door uit de kamer weg te gaan met de volgende woorden: “Het zal op een sterven uitdraaien!”

Toen werd het stil in de kamer. Het geweer werd onderzocht in de keuken en daar bleek dat het geladen was met een flinke scheut poeder, hagel en twee kogels.

De aanwezigen lieten dit voorval optekenen, zodat iedereen er zijn eigen oordeel over kon vellen.

De volgende dagen was iedereen aandachtig: zou er iets gebeuren? Blijkbaar bleef het in verband met deze zaak rustig, want pas 18 jaar later stierf Cornelis De Bailly. Zijn doodsoorzaak werd niet vermeld.

(©HKR, naar Verbist, Cyriel, Jaarboek HKR 1991, blz. 46, OGAR 191 pg. 118 en 128)

Folklore

Rijkevorsel: Poortje Pik verboden – De Kijfboom is terug

2020 Kijfboom Diane Mees
De Kijfboom

Het is vandaag 30 april, de avond van Poortje Pik. Maar door de coronacrisis is dit zeer oude volksgebruik vandaag verboden. De oudste sporen ervan zijn te vinden in Achtel, rond de kapel en de kapelberg. Jongens bakten hun buren een poets door materiaal dat niet opgeruimd was tentoon te stellen. Maar 30 april is ook de Walpurgisnacht, een voorchristelijk feest dat te maken heeft met de lente, nieuw leven, vruchtbaarheid. Deze nacht is een nacht vol magie, met spoken, met heksen, hun bezems…. In Achtel danste men 150 jaar geleden op 1 mei nog de bezemdans, volgens Louis Doms.
Wellicht is het al honderden jaren de gewoonte dat er tijdens die magische nacht opruimacties werden ondernomen. Want het is bekend, dat tijdens de Sint-Antoniusviering op 17 januari 1599 in Achtel, vergaderd is door alle inwoners, bijna zeker onder de Kijfboom, vlak bij de kapel, om in de komende meimaand, samen met alle buren het gehucht proper te maken. Vanaf toen ging men dit alle jaren doen, zoals vanouds.
Onder de Kijfboom? De Kijfboom was een zeer oude boom die recht tegenover de kapel stond. Hij kreeg zijn naam omdat daar de plaats was waar men vergaderde, burenruzies beslechtte, afspraken maakte, kermis vierde. Sommigen denken hierbij aan het oude volksgebruik dat er in een dorp een oude lindeboom stond, waaronder men vergaderde en recht sprak, waarbij wel eens “gekeven” werd; vandaar zijn naam. Die Kijfboom is verdwenen, nadat toen het hout voor het herstel van het torentje van de kapel werd gebruikt.
De Heemkundige Kring zoekt al lang samenwerking met de plaatselijke kunstenaars. Zo hadden we al een mooie samenwerking met WéGé en Xavier Rombouts. Deze keer is de talentvolle kunstenares Diane Mees er in geslaagd een monumentale, hedendaagse interpretatie van een stukje geschiedenis van bij ons te realiseren.
Een aloude eik uit een oud Germaans bos stond model. Vandaag, met de Walpurgisnacht, is het de geschikte avond om het prachtige schilderij van de Kijfboom met zijn magische betekenis te tonen. Want waar hij stond is veel mystiek te vinden, ook nu nog. Heb je trouwens de verwijzing naar die mystiek op het schilderij al ontdekt? De Kijfboom is inderdaad meer dan zo maar een boom.
Nog lezen en kijken over Diane Mees? Kijk dan op: Diane Mees

Meer over 1-meigebruiken? Zwaar ongeval op 1-meiviering in Rijkevorsel
(©tekst HKR, foto Diane Mees)

besmettelijke ziekten

Coronabesmettingen in Rijkevorsel

2020 0409 het virus

De Heemkundige Kring houdt al enkele weken een dagboek bij van het verloop van de coronatijd in Rijkevorsel. Het principe is dat het nationaal nieuws in de kranten zal terug te vinden zijn, maar het nieuws van bij ons en hoe wij het hier ter plaatse ervaren, daar is het dagboek voor. 

Vandaag, 9 april, noteerden we het volgende:

Er stierven vandaag in België 283 mensen. In totaal zijn 2.523 personen overleden aan covid-19.
In de woonzorgcentra met veel zieken komt er geen enkel WZC uit Rijkevorsel of omgeving voor. Er is hier ook geen enkel WZC dat testmateriaal krijgt (volgens de info in de krant). Er is deze week veel te doen in de kranten over de rusthuizen, waar veel mensen overlijden. De rusthuizen zijn in het begin stiefmoederlijk behandeld. Nu komt er een inhaalbeweging. Bij ons lijkt het allemaal nog goed te zitten. Dit komt overeen met wat we enkele dagen geleden konden vaststellen. In de Noorderkempen zijn minder besmettingen dan in sommige streken.

Er zijn vandaag 18 besmette personen geteld in Rijkevorsel. Dat komt neer op één persoon op 670 inwoners. Rijkevorsel heeft de hoogste besmettingsgraad per 1000 inwoners als je enkel vergelijkt met onze buurgemeenten. De trend is, in tegenstelling tot de nationale trend, stijgend. Ook in de buurgemeenten is dat zo. Dit schommelt evenwel dagelijks.

2020 0409 coronabesmettingen in Rv

Het is duidelijk dat we nog voorzichtig moeten zijn in Rijkevorsel. Het virus lijkt hier trager door te breken. 

Daarstraks was ik in de Carrefour, want onze blauwe huisvuilzakken waren op. Nu we die niet meer bij de gemeentediensten kunnen krijgen, moeten we daarvoor naar de winkel. Er waren stickers op de winkelvloer aangebracht om afstand te houden. Het was er rustig. Niemand leek te hamsteren. Aan de kassa werd ik heel vriendelijk aangesproken door een kassière die mij heel goed leek te kennen. Ik herkende haar niet, tot ze even haar mondmasker naar beneden trok. Ah, ja! Jij bent het! We hadden nog even een leuke babbel en wensten mekaar een goede gezondheid.

(Wat vandaag bijna gewoon is, hoe gaan we daar binnen 50 jaar naar kijken. Het is daarvoor dat de Heemkundige Kring dagelijks het dagboek probeert bij te houden.)

Geen categorie

Bescherming tegen besmettelijke ziekten

1956 Sint_Luciakapel
Sint-Luciakapel (©Wikipedia)

Nu we allemaal binnen moeten blijven om niet besmet te worden met een coronavirus, hebben we voor u een artikel van 1987 opgediept. Het gaat voor een stuk over hoe mensen zich trachtten te beschermen tegen dodelijke ziekten. 

St.-Luciakapel
St. –Lucia: begankenis.
Iedere laatste zondag van september wordt in Rijkevorsel St.-Lucia gevierd. Zij is de patrones tegen “de keelpijn, den loop, den vloed, de bloedspuwing en andere besmettelijke kwalen”. Die verering gebeurt in Rijkevorsel sinds onheuglijke tijden.
Uit de kerkmeestersrekeningen, die dateren vanaf 1493 blijkt dat Rijkevorsel een echt bedevaartoord was naar de H. Lucia. Op 13 september had een ommegang plaats waaraan bedevaarders uit verschillende dorpen deelnamen. Haar beeld werd op een ossenwagen door het dorp gevoerd. In de ommegang gingen zelfs reuzen en draken mee. In 1501 werd ook een steekspel uitgebeeld: “St.-Joris steekt de draak”. Deze draak werd sommige jaren uitgeleend aan andere gemeenten (in 1506 aan Hoogstraten en in 1518 zelfs aan Antwerpen). De viering werd ingezet met het luiden van de klokken zowel ’s nachts als overdag. Speelmannen met de fluit (pips), trompet en luit stapten mee in de ommegang. Bedevaarders van Hoogstraten, Merksplas, Beerse, Baarle, Ginneken, Rijsbergen, enz. offerden niet alleen guldens en stuivers, maar ook kledingstukken en kalveren.

Haastige ziekte
St.-Lucia werd in onze streek vooral aanroepen tegen de besmettelijke ziekten, zoals de pest en de “haastige ziekte”, die men in de volksmond ook wel “rootmeleseer” noemde. In die tijd bestonden er tegen deze erge kwalen geen remedies of medicijnen. Veel slachtoffers, die aangetast werden, stierven. Rijkevorsel heeft ruim zijn aandeel gehad in de rampen van de 16de eeuw. De 80-jarige oorlog die in deze periode woedde, was er niet alleen de oorzaak van dat de Kempen in een echte wildernis herschapen werd, maar ook de pest droeg haar steentje bij om Rijkevorsel bijna te ontvolken. In 1526 telde de bloeiende gemeente 1363 inwoners, in 1604 was het bevolkingscijfer gedaald tot 192. Ondanks het feit dat in de 17de eeuw de haastige ziekte nogmaals voorkwam, groeide de bevolking terug aan. In 1676 leefden in Rijkevorsel opnieuw 400 inwoners. Aan de hand van de overlijdensregisters kan men een idee krijgen hoe haastig de “haastige ziekte” wel was.
In Rijkevorsel overleden in 1676 in januari 2 inwoners, in februari 5, in maart 2, april 4,in mei, juni en juli geen, in augustus 1, september 34, oktober 21, in november 3 en in december 1.
Het is niet toevallig dat pastoor Liebrechts nog datzelfde jaar een nieuwe relikwie van St.-Lucia aan de bisschop vroeg en deze ook bekwam. Het jaar nadien werd er bij zilversmid Sterreber een relikwieschrijn aangekocht en had de verheffing of inhaling van de St.-Luciarelikwie plaats. Dat ging gepaard met veel luister in 1677. (Het kostbare ebbenhouten schrijn, dat belegd was met palissander, bleef in de kerkbrand van 1944, de St.-Luciarelikwie zelf overleefde de verwoesting van de kerk.)

De kapel van St.-Lucia
De ouderdom van de kapel werd pas in 1984 ontdekt door de Heemkundige Kring. De kapel dateert van 1699, zo vermelden de kerkarchieven. In 1982 had die zelfde Heemkundige Kring in de gemeentearchieven de afmetingen van de oude kapel gevonden. Deze stemden in het geheel niet overeen met de huidige afmetingen. Voornoemd archiefstuk dateert van 9 juli 1823. Het gevonden stuk betreft een proces-verbaal aangaande een diefstal waarbij de offerblok van de kapel onderaan opengebroken was. Het is naar aanleiding van deze diefstal dat de kapel verbouwd werd en zijn huidige vorm kreeg. Dit gebeurde in september 1823 (rekening kerkarchief). De kapel, gebouwd in 1699, was slechts een zuil met een nis, waarin het beeld stond. Deze bleef behouden, maar er werd een gesloten kapel tegen gebouwd, zodat de oude kapel verdween achter de muurbezetting met kalk.
In 1985 kreeg de HK de toelating om de oude kapel weerom tevoorschijn te halen. Zij werd grondig gerestaureerd. De kosten werden volledig betaald door de “Vrienden van St.-Lucie”. Ook het oude beeld dat door memel was aangetast, onderging een restauratie door de gekende beeldhouwer André Proost uit Gierle.

De Vrienden van St.-Lucie
Tijdens de opstand in Hongarije in 1956 werden in praktisch alle parochies van ons land openbare bidweken georganiseerd. Ook door onze parochie werd hieraan deelgenomen. ’s Avonds kwamen in de verschillende wijken van de parochie gelovigen samen om stoetsgewijs en biddend te wandelen. De geburen van d’ Akkerhuizen (Molenstraat) hadden als verzamelplaats de St.-Lucie-kapel. Op een van deze bijeenkomsten bespraken de geburen de toestand van de in verval geraakte kapel en kapelhof. Zij besloten er gezamenlijk wat aan te doen. De toenmalige pastoor, Aug. Horsten, was hiermee volledig akkoord en beloofde zijn volledige medewerking. De kerkfabriek zorgde voor de nodige bouwmaterialen en op 10 mei 1958 begon een 15-tal geburen met het metselen van de omheining. Daarna kwam de kapel, vloer, bepleistering en het dak aan de beurt. De bouwplannen werden gemaakt door Renaat Van Roey, het ijzerwerk werd gesmeed door Willy Smits, het timmerwerk, waarbij o.a. een nieuwe kapeldeur, werd gemaakt door Constant Van Leuven. Reeds in juli waren de werkzaamheden zo ver gevorderd dat de “mei” kon gedronken worden (gift van pastoor Horsten) (De mei is een volksgebruik waarbij de bouwheer trakteert aan de metsers, nadat die een meiboom op het dak van het gebouw geplaatst hebben, nvdr.)
Het is tijdens deze werkzaamheden dat er een comité werd opgericht dat zich “De Vrienden van St.-Lucie” noemde. Onder de stichters waren: Constant Van Leuven (+1987), Arthur Van Dooren(+1986), Frans Van De Looverbosch, Jos Van De Looverbosch(+1987), Aug Smolderen(+ 1969), Jos Rombaut(+1980), Alfons Verbaeten, Jos Smolderen, Jan Cleymans en Jos en Willy Smits. Deze groep mensen nam het initiatief om terug aan te knopen met de oude traditie van begankenis, kermis en jaarmarkt. Op 27 augustus 1958 kregen zij van het gemeentebestuur de toelating om de uitgedoofde “Plaskeskermis” te vervangen door een nieuwe kermis, St.-Luciekermis genoemd.
De pastoor schafte de jaarlijkse processie van halfoogst af en verplaatste deze naar de dag van de begankenis om deze wat meer luister bij te zetten en de begankenis een langdurig bestaan te verzekeren. Pastoor Horsten voorspelde toen dat de processie langer stand zou houden dan de St.-Luciebegankenis. Jammer genoeg kwam zijn voorspelling niet uit. Ondanks de grote belangstelling voor de processie (de gendarmes moesten meermaals de Molenstraat met zacht geweld vrij te maken om deze doorgang te verlenen) ging deze voor de laatste keer in 1967 door. Vanaf 1968 werd jaarlijks een openluchtmis opgedragen aan de kapel.

Restauratie: de spaarpot opgeofferd
Tot in 1971 konden de “Vrienden van St.-Lucie” de kermis in stand houden. Daarna gaven ze het heft in handen van het feestcomité van de Hoogstraatse Steenweg. Na 2 jaar gaf ook dit comité er de brui aan. Gedurende 3 jaar was het nog enkel kermis voor de kinderen, tot in 1977 de Koninklijke Harmonie Broederband de kermis nieuw leven in blies en dit met steeds stijgend succes kon volhouden. De kleine groep “Vrienden van St.-Lucie” bestaat heden (1987) nog uit volgende personen: Alfons Verbaeten, Etienne Van Rijkeghem, Jos Smits, Jos Smolderen, Jan Adriaensen, Jos Van Gestel, Jos Royens en Jan Cleymans. Hun bekommernis gaat nu in hoofdzaak uit naar de St.-Luciakapel, en haar begankenis en het in stand houden van de jaarmarkt met de kermis en de foor. De “Vrienden van St.-Lucie” ijverden 30 jaar lang voor het in stand houden van een verdwenen traditie. Zij brachten de St.-Luciakapel van 1699, met behulp van de Heemkundige Kring, terug tevoorschijn. Hiervoor offerden de Vrienden hun spaarpot op (50.929 fr.). Ondanks twee te vergeefse pogingen om de klassering van de kapel als monument te bekomen, koesteren zij nog altijd deze droom opdat dit historisch plekje niet verloren zou gaan voor het nageslacht.

Wij wensen van harte dat deze droom in vervulling zal gaan .
Jos Smits, 1987

(Als je graag als eerste van nieuwe berichten op deze website op de hoogte gesteld wordt, dan kan je “volger” worden, door op de knop rechtsonder op het scherm “volg” te klikken. Alvast bedankt voor uw belangstelling.)

museumspel

Museumspel van de vijf sleutels

2020 museumspel

Museumzoektocht: spel van de vijf sleutels (voor gezinnen met kinderen)

Het verhaal:

Schout Gazio is een heel goede schout. Hij werd zeer oud, wel honderd jaar. Hij moet waken over de schatkist. Maar onlangs liet hij zijn sleutels in het kasteel achter de kerk achter. (Zie filmpje van het kasteel in het museum.) Nu is hij ze kwijt. Help je de sleutels verzamelen? Slechts één sleutel past op het middeleeuws slot van het kastje. Vind de sleutel en open de (echte) schatkist.

Concreet: Wil je het spel spelen? Maak een afspraak via hkrijkevorsel@outlook.be voor de 3de zondag van de maand, dan is het  museum open, ook op Erfgoeddag 2023.

Vond je het zoekspel van schout Gazio leuk? Vertel het verder aan een ander gezin.

  • Duur van het gezinsspel: tussen 30 minuten en 1 uur.
  • Maximum personen: 10 (2 gezinnen samen)
  • Doelgroep: leeftijd kinderen van 7-14 jaar
  • Prijs: voorlopig nog gratis

Adres van het Gemeentelijk Heemkundig Museum: Kerkdreef 61, Rijkevorsel. Ingang links naast de oude pastorij.

Opdrachten:

Je krijgt vijf opdrachten. Als je opdracht één juist hebt opgelost krijg je één sleutel .

Daarna krijg je opdracht twee, en zo verder tot je de vijf opdrachten hebt opgelost.

Als dat gebeurd is krijg je nog een laatste “steentijdopdracht” en als die goed is uitgevoerd, dan mag je met vijf sleutels proberen de schatkist te openen. Er is slechts één sleutel die past. Open de schatkist.

2020 museumspel2

Geen categorie

Wolf in Rijkevorsel

1802 premie voor het doden van wolf 385px-Canis_lupus_laying WMC

Zo was het in de 19de eeuw:

Het gemeentebestuur doet er alles aan om de mensen gerust te stellen. Om dit te realiseren wordt gebruik gemaakt van een aloud plan. Als er in de streek een wolf gespot wordt, dan hebben de burgemeesters met elkaar de afspraak gemaakt, dat degene die de wolf doodt, zich mag aanbieden bij het gemeentebestuur met de nodige bewijzen. Hij krijgt dan een mooie premie. Vermits de wolvendoder zijn ronde mag doen in de regio en in elk dorp zijn winst mag opstrijken is dit een lucratieve bezigheid. 

De laatste keer dat dit in Rijkevorsel gebeurde, voor zover voorlopig geweten, was in het jaar X van de Franse republiek. Dat jaar liep van 23 september 1801 tot een jaar later in 1802. Toen betaalde onze gemeente een premie uit voor het doden van een wolf. (Bron: HGAR 405)(©HKR,foto Gary Kramer)

De heemkundige kring wil alleen maar informeren. Het is door acties als hierboven beschreven, dat de wolf in ons land en ver daarbuiten helemaal uitgeroeid is. Toen bestond er geen schrikdraad of afrastering om het dier van de schapen weg te houden. Schapen houden was de broodwinning van velen. 

Geen categorie

Rijkevorsel: bewijs van goed gedrag openbaar

gemeentehuis

Het bewijs van goed gedrag en zeden, gemaakt op verzoek van Jan Huybrechts:
– Hij woont nu 5 jaar onafgebroken in het dorp, met zijn vrouw.
– Hij heeft zich eerlijk gedragen en alle belastingen betaald.
– Met zijn geburen heeft hij alle burenrechten onderhouden.
– Hij heeft alles gedaan wat van een goede ingezetene verwacht mag worden en nooit contrair gedaan.
– Zijn vertrek uit ons dorp is voor ons een leed.
– Moest hij hier willen blijven of later terug willen komen wonen, dan zullen we hem van harte weer ontvangen. We zullen hem dan hulp en bijstand bieden, voor zoveel we dat kunnen.
– Gedaan op 30 juni (?) 1595.

Dit schreven de schepenen op over Jan Huybrechts in 1595. Wellicht wilde hij verhuizen en met zo’n verklaring op zak, was het in moeilijke tijden gemakkelijker om elders als nieuwkomer toegelaten te worden. 

Geen categorie

Rijkevorsel: de zomer van 1969

Woodstock, de eerste mensen op de maan, Eddy Merckx wint de Ronde van Frankrijk, het was een straffe zomer, die van 1969. Maar tijdens die periode gebeurde er nog een belangrijk nieuwsfeit, en wel veel dichter bij huis.

Op 22 december 1968 was de jongenschiro voor het allereerst bijeengekomen. Enkele maanden later stapte ik mee in als leider, want de vereniging kende onmiddellijk veel succes en kon een extra leider wel gebruiken. De meisjeschiro was al gestart in september 1967. Beide verenigingen namen een vliegende start.

1968-start-jongenschiro.jpg

De Chiro voor jongens kreeg de naam JOVO, jong of jongens van Vorsel. Natuurlijk wilden we ook op kamp gaan. Maar de jonge vereniging had niets. Met niets gaat dat ook, vond onderpastoor Frans Beckers. Hij was onze proost en geestelijke begeleider. Het is deze zomer vijftig jaar geleden dat het eerste kamp is doorgegaan. De herinneringen zijn erg aan het vervagen, maar dit weet ik er nog van. We gingen naar Zutendaal. E.H. Beckers had daar een goedkoop terrein gevonden voor een Chiro die niets had. De leiding mocht een paar dagen vroeger vertrekken om de tenten op te bouwen.

Het terrein kan ik me nog redelijk goed voorstellen: een rechthoekig grasplein langs alle kanten begrensd met dennenbossen, ver van de bewoonde wereld. Dat was het: geen lokaal voor de nacht of de regen, geen douche, geen WC, geen eetzaal, geen watervoorziening. Er werd onder de leiding verteld dat Frans Beckers een verleden had bij de scouts en dat het daardoor was dat we dat avontuur aangingen. Wat we niet hadden, moesten we maken. We hadden dan ook veel werk. We mochten in het bos dunne sparren kappen, proper maken, ontschorsen tot ze konden dienen om een wasruimte te maken. We hadden wel veel koord bij, en elke leider had wel een legerzakmes aan zijn leren riem hangen met een ketting. Dit zakmes hadden we gekocht in de Stock-Americain bij Milleke van Zoersel, rechts van de weg als je naar Zoersel reed.  

Om een wasruimte te maken, groeven we de oogst van het houthakken in de grond. De korte palen konden dienen om twee lange dunne dennen aan te sjorren, even hoog en ongeveer 30 cm van elkaar. Daarop kon elk kind een plastic wasbakje plaatsen om zich te wassen, elke morgen en elke avond in open lucht.

Maar er was geen water op het terrein?! Toch wel! Iemand bracht een oude container of een vat voor vloeistoffen op een aanhangwagen naar het kamp. De brandweer van Zutendaal bracht water en pompte de container vol. Het was heet die zomer, maar omdat de voorraad water beperkt was, mocht er niet te veel gemorst worden.

De kinderen konden zich al wassen en ze konden drinken van water uit dat grote vat. Maar er was ook geen WC! Geen erg, de oud-scout Frans Beckers wist raad. We namen een spade, gekocht in Zoersel, een bijltje, idem, en togen aan het werk. In het bos, een eindje van het kamp, groef iemand een diepe put tussen vier bomen die ongeveer een vierkant vormden. Anderen kapten takken die konden dienen. Een dikke tak werd gesjord tussen twee bomen, op zithoogte, boven het gat in de grond. Dat was het. Maar we zorgden ook voor de privacy. We kapten in het bos takken met dicht loof en sjorden die rond het vierkant, tussen de bomen. Het gevolg was dat je heel discreet je grote boodschap kon doen. Voor de kleine boodschap stond er een heel bos. Iedereen bekeek de primitieve hut en was tevreden. Dat ging zo enkele dagen goed, maar het groene gebladerte begon met het hete en droge weer snel te verdorren. Maar daar maalde niemand om. Ah ja, we knutselden met een takje en een stukje koord  ook nog een houder voor een rol WC-papier.  Er waren ook elke dag diensten. Dat betekende dat iedereen, klein en groot, een bepaalde taak had om  het kamp in picobello conditie te houden. Eén van die taken was elke dag de WC verzorgen: zand over de verse stronten strooien en kalk, zodat alles bedekt was en dat er geen ongepaste geuren en vervelende beestjes de pret zouden bederven. De WC kreeg prompt een naam: HUDO, afkorting van “Houd uw darmen open”. Tegenwoordig noemen we zoiets een ECO-WC, zeer modern.  

Samen hadden we de tenten opgebouwd. Die konden we huren van het leger. Niemand had hier enige ervaring mee, maar toch werden de vaalgroene gevaartes met houten palen en dikke koorden recht getrokken. De afdelingen, rakkers en toppers, (ik denk dat er toen nog geen kerels waren), sliepen in een tent met tien tot veertien. In elke tent lag minstens één leider. We sliepen meestal op een luchtmatras.

Er was ook een EHBO-tent en een leiderstent. We hadden allemaal een zeer goed uitgewerkt kampprogramma, van uur tot uur op papier uitgewerkt. We kregen controle van Kind en Gezin en kregen daarvoor een dikke pluim. Voor zover ik me kan herinneren bestond de leiding uit Louis Van Hemeldonck, Leo Van Hemeldonck, Frans Van der Linden, Paul Bemindt, Leslie Cornwel, Toine Fleerakkers en ikzelf, Miel Bolckmans. We hadden ook nog een gast, Jef Rombouts. Hij studeerde voor onderwijzer en aspirantonderwijzers werden “verplicht” zo’n kamp als stage te doen. Volgens zijn herinneringen nu hielp hij vooral in de keuken. Af en toe bereidde hij ook een spel voor.

De keuken was ook een gewone legertent met wat schragen en gasbranders. In de keuken stonden enkele zusters van het klooster in de Molenstraat. Ze sliepen niet op het kamp, wel in het dorp in het klooster. We hadden ook geen eetzaal. We hadden daarvoor enkele legertenten tegen mekaar gebonden. Dat was niet zo gezellig en één van de eerste aankopen de volgende jaren was een shelter, langs drie kanten open en veel frisser. (Ik denk dat die shelter nog steeds bestaat en gebruikt wordt.) Men liet ook snel, één van de volgende jaren, een plank met een gat in maken bij Bouwbedrijf Van Roey.  Een viertal van die zitvlakken werden dan tussen de bomen gesjord boven een kuil. Die nieuwe WC’s  konden op algemene instemming rekenen.

We hadden op kamp natuurlijk geen TV, geen GSM, geen telefoon. Toch konden we op één of andere manier de actualiteit volgen en wisten we dat Eddy Merckx de Ronde van Frankrijk won en dat de eerste mensen op de maan landden. Vooral het feit dat ik deze laatste bijzondere gebeurtenis niet kon zien op TV vond ik persoonlijk heel erg spijtig, maar de pret op het allereerste kamp van de jongenschiro in de zomer van 1969 maakte veel goed.

(©: HKR, 21 juli 2019))

(Als je graag als eerste van nieuwe berichten op deze website op de hoogte gesteld wordt, dan kan je “volger” worden, door op de knop rechtsonder op het scherm “volg” te klikken. Alvast bedankt voor uw belangstelling.)
Geen categorie

Rijkevorsel: lijk zoek (deel 3 en slot)

Uiteraard vroeg onze man uit Rijkevorsel naar meer informatie. Wie? Wie heeft die man opgehaald? En waar is hij nu naartoe?

De bediende keek de papieren na en zocht verder. “Constant de Beer is overgebracht naar de  begraafplaats van het Schoonselhof in Antwerpen.” Een zucht van verlichting ging door het kantoor. Ze waren op een spoor. Maar wie had dit gedaan? En hoe was dit kunnen gebeuren?

De telefoon werd vastgegrepen, het nummer gedraaid en hopelijk kregen ze contact met de begrafenisondernemer.

Na enig gezoek en over en weer bellen kwam er licht in deze zaak. De begrafenisondernemer had een voerman met een lijkwagen naar Sint-Antonius-Brecht gestuurd, maar let op, niet naar de Sint-Jozefkliniek, maar wel naar het sanatorium Joosten! Toch was de man naar het ziekenhuis gereden en had daar te goeder trouw het lijk opgevraagd. Ook in het ziekenhuis was men niet erg oplettend geweest en Constant de Beer kreeg een rit naar Antwerpen.

Maar hoe reageerde de familie de Beer?

Toen  de begrafenisondernemer terug in Rijkevorsel  kwam zonder de overledene, was de consternatie bij de familie groot. Wat nu? Men pleegde overleg met de pastoor. Men kon toch geen begrafenis houden zonder lijk! Uiteindelijk besloot men een eenvoudige lijkdienst te houden.

Ondertussen bleef er wel een andere afgestorvene onaangeroerd liggen in het sanatorium Joosten. Niemand was het komen ophalen.

Bovendien was Constant de Beer al op het Schoonselhof begraven.

Uiteindelijk kwamen de begrafenisondernemers en de verantwoordelijken tot een akkoord. De kist met Constant de Beer werd opgegraven en netjes begraven op het kerkhof van Rijkevorsel. Ook de overledenen van het sanatorium werd opgehaald en begraven in het graf waar  even de overledene uit Rijkevorsel al had gelegen.

Dit verhaal stond in de krant op 12 mei 1961. (© HKR)

(Als je graag als eerste van nieuwe berichten op de website op de hoogte gesteld wordt, dan kan je “volger” worden, door op de knop rechtsonder op het scherm “volg” te klikken. Alvast bedankt voor uw belangstelling.)
Geen categorie

Rijkevorsel: lijk zoek (deel 2)

Op zoek naar een lijk dat verdwenen was, kwam men bij de administratie terecht. Daar ging men met de vinger op het blad de lijsten langs. De bediende vond de naam van Constant de Beer terug. Er stond bij: overleden op 8 mei. Overleden wel, maar waar was hij dan gebleven, vermits hij niet te vinden was in het lijkhuis. De bediende zocht verder. Hij was opgehaald, las hij. Onze man uit Rijkevorsel stond erbij en kon zijn oren niet geloven. Ook de anderen waren als van de hand Gods geslagen.

De bediende las verder: hij is opgehaald door de begrafenisondernemer.

Binnenkort meer.

(Als je als eerste op de hoogte wil zin van nieuwe berichten op deze website, wordt dan ‘volger” door onderaan rechts op de knop “volg” te tikken.)

 

Geen categorie

Rijkevorsel: lijk zoek

Op 8 mei is in de Sint-Jozefkliniek te Sint-Antonius Constant de Beer overleden. Voordien had hij gewoond in een huis op de Sint-Lenaartsesteenweg. Hij moest op het kerkhof  van Sint-Willibrordus in Rijkevorsel begraven worden. De begrafenisondernemer bood zich in de kliniek aan om het lijk van Constant op te halen. Hij begaf zich samen met de  verantwoordelijke van het ziekenhuis naar het lijkhuis. Daar zochten ze naar de man met het naamkaartje Constant de Beer uit Rijkevorsel. Wat een routineklus moest worden, veranderde in een nachtmerrie. Constant de Beer was daar niet. Alles werd nog eens nagekeken. Samen zijn ze dan op onderzoek gegaan en het bleek dat de overledene weg was. (© HKR)

Wat was hier aan de hand?

(Als je snel op de hoogte wil gehouden worden van nieuwe berichten, dan kan je jezelf opgeven als “volger”, zie knop onderaan rechts.)

Geen categorie

Hoe is het met Christine afgelopen?

In ons vorig bericht van het ongeval op 1 mei kon men lezen dat er een volksspel georganiseerd was. De volk verzamelde rond de meiboom en speelde het spel “met een knuppel naar de vogel boven op de meiboom gooien”. Door een ongelukkig toeval kwam er knuppel tegen de schouw terecht met als gevolg dat enkele stenen door de schouw naar beneden donderden, recht op het hoofd van Christina Van Geel. Velen vragen zich af of het met Christina toch wel goed gekomen is. We kunnen de lezers van onze blog een beetje geruststellen. Ze is niet gestorven aan haar verwonding, maar of ze helemaal genezen was, weten we ook niet. Wel is te vinden dat ze twee jaar later, in 1683, haar huis  schonk aan Adam, de zoon van Balten van Geel. Door die schenking weten we nu dat haar huis aan de zuidzijde van het dorpsplein stond, naast en voor het huis van de secretaris van het dorp. Men zou gaan geloven dat dit het hoekhuis is, waar tegenwoordig een “dagwinkel” wordt uitgebaat omdat er geen buur aan de westzijde woonde. Ze overleefde ook die schenking want ze overleed pas op 4 januari 1690. (© EB)

(Naar: schepenbrief van 12 december  1683 en Smits Jos, Van meiboom tot Poortje Pik, HKR. 1987, pg. 107)

1681 1 mei knuppel op hoofd os parietal2
Christina was gewond aan haar schedeldak (pareital bone): © WP

besmettelijke ziekten

Rijkevorsel: verstrenging regels social distancing

1885 doodskist nieuw pestreglement

Het bestuur stelt vast dat de mensen het niet zo nauw nemen met de kwestie van social distancing.

Dat was de toestand in 1585.
Er waren mensen aangesteld om door de pest besmette huizen te laten ontsmetten door schrobbers. Die mannen moesten absoluut gemeden worden. Toch was er een vrolijk babbelen tussen deze opknappers van het vuile werk en andere, gezonde mensen. Het was niet te verwonderen dat velen dan ook ziek werden en om het leven kwamen. Nochtans had het bestuur van het Land van Hoogstraten, waaronder Rijkevorsel, heel duidelijke reglementen opgesteld. Bovendien hadden ze dit reglement herhaaldelijk publiek laten maken door de omroeper. Nu bracht men het reglement nog eens in herinnering door het regel per regel te laten voorlezen en wie zich niet zou houden aan die regels zou de strenge straffen die erop staan, moeten ondergaan. Enkele zaken werden nog eens extra scherp gesteld:
Degene die met een zieke in aanraking was geweest, moest alle contact met andere personen vermijden en in quarantaine blijven. Kwam hij of zij toch buitenshuis, dan was die persoon verplicht een lange witte roede te dragen. Indien die persoon dat niet deed werd hij beboet met een zware boete van zes karolusgulden.
De doden mochten slechts begraven worden ‘s morgens tussen vier en vijf uur, en ‘s avonds tussen acht en negen uur. Een man voorzien van een lantaarn of een ander licht en een lange witte roede moest de lijkstoet vooraf gaan om iedereen te waarschuwen zodat men zich kan verwijderen.
De slachtoffers werden gemeden als de pest!  (Bron: HKR 1971, foto WMC)